Meerwaardebelasting vanaf 2026

oktober 30, 20250

Meerwaardebelasting vanaf 2026

Vanaf 01/01/2026 voert de overheid een belasting in op meerwaarden op financiële beleggingen. Hoewel de wetteksten nog niet concreet zijn, zij de grote lijnen wel bekend. Wij brengen u graag op de hoogte van de wijzigingen. Deze nieuwe regeling kan een aanzienlijke impact hebben op spaarders en beleggers, maar ook op ondernemers die privé participaties aanhouden. In de praktijk kan dit verregaande gevolgen hebben, vooral bij omvangrijke posities of complexe structuren.

Tarieven en vrijstellingen:

Het standaardtarief van de meerwaardebelasting bedraagt 10 procent. Elke belastingplichtige krijgt een jaarlijkse vrijstelling van €10.000,00, die geïndexeerd zal worden. Een ongebruikt deel van deze vrijstelling kan tot 5 jaar lang worden overgedragen, telkens met €1.000,00 per jaar, met een maximum van €15.000,00. Voor koppels kan dit bedrag oplopen tot €30.000,00. Deze vrijstelling dient aangevraagd te worden via de belastingaangifte. Banken zullen in de meeste gevallen de belasting inhouden, maar wie onder de vrijgestelde drempel blijft kan het teveel betaalde bedrag nadien recupereren.

Voor wie een aanmerkelijk belang bezit (20% of meer van een vennootschap), is de eerste €1.000.000,00 meerwaarde vrijgesteld om de 5 jaar. De hogere bedragen worden progressief belast, startend aan 1,25% en dat kan oplopen tot 10%.

Bij interne overdrachten tussen vennootschappen die onder dezelfde controle staan, is een apart tarief (niet progressief) van 33% voorzien, zonder enige vrijstelling.

Wie valt onder deze regeling?

De belasting richt zich tot particulieren en rechtspersonen (VZW’s, stichtingen) die onderworpen zijn aan rechtspersonenbelasting. Vennootschappen vallen buiten het toepassingsgebied. Voor VZW’s en stichtingen die fiscale attesten mogen uitreiken bij giften geldt wel een vrijstelling.

Op toepassing van welke beleggingen?

De belasting geldt voor: aandelen, obligaties, fondsen, trackers, derivaten, geldmarktinstrumenten, verzekeringsproducten (tak 21, 23 en 26), cryptomunten en beleggingsgoud. Dit houdt in dat pensioensparen, groepsverzekeringen en langetermijnsparen ongemoeid blijven. Bovenop blijven intresten en dividenden waarop reeds roerende voorheffing is betaald buiten het bereik.

Voor buitenlandse rekeningen, cryptomunten en beleggingsgoud dient u de meerwaarden zelf verplicht aan te geven. U kan steeds kiezen om zelf aan te geven i.p.v. inhouding aan de bron.

Hoe worden meerwaarden berekend?

De fiscus zal op 31/12/2025 alle portefeuilles inventariseren. Enkel winsten die daarna gerealiseerd worden vallen onder de nieuwe belasting. De berekening gebeurt op basis van de verkoopprijs min de aankoopprijs, zonder aftrek van kosten of taksen.

Indien dezelfde belegging in verschillende stappen zijn aangekocht, wordt gewerkt met het FIFO-principe (First In, First Out). De stukken die u als eerste heeft aangekocht worden ook als eerste beschouwd bij een latere verkoop. Gespreide aankopen voor 31/12/2025 kijkt men niet naar elk afzonderlijk aankoopmoment, maar werkt men met een gemiddelde aankoopprijs. Voor aankopen voor 2026 kan de belastingplichtige tot eind 2030 beslissen om de oorspronkelijke aankoopprijs als referentie te nemen, ofwel de waarde van 31/12/2025.

Verliezen en bestaande heffingen:

Verliezen mogen enkel worden verrekend met winsten van hetzelfde jaar en binnen dezelfde catogerie. Dit houdt in dat u oude verliezen niet kan compenseren.

De bestaande Reynderstaks blijft behouden voor het obligatiegedeelte van fondsen. Het aandelengedeelte van gemengde fondsen wordt vervangen door de nieuwe meerwaardebelasting.


Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *